Tags

,

Centro Centro, Cibeles numero uno,  is één van mijn vaste schrijfplekken geworden, in de zithoeken met zachte banken en lange tafels. En natuurlijk met de kranten. Als ik niet  oppas, zit ik daar weer uren in te lezen. In el Pais, el Mundo en andere kranten. Goed voor mijn Spaans, het gaat ook steeds beter al blijft er een groot verschil tussen het ene en het andere artikel. De ene keer schiet ik erdoorheen, de andere keer kom ik worstelend aan het slot. Politiek en cultuur doen het als vanouds goed; veel makkelijk te herleiden woorden.
Heel zacht klinkt orgelmuziek. Niet veel variatie, golvend, mijmerend. Minimal art.
Een andere favoriete plek is inmiddels La Bicicleta, met de karaffen water op de stevige, ruw houten tafels. Iedereen geconcentreerd, vaak achter hun laptops. Twee jongens, Eduardo en Sebastian, werken als vervolg op hun studie voor Nike aan polsbandjes waarin van alles opgeslagen wordt. Wat je verbrandt tijdens een activiteit, het woord calorieën valt vaak, je hartslag, bloeddruk, opwinding (excitement), (dis)satisfaction, concentratie. Hoe lang kan ik achter elkaar schrijven aan een boek, dat soort dingen willen ze weten. Zes, zeven uur? Ja, dat ligt binnen hun verwachtingen.
Sebastian vraagt of ik al een titel voor het nieuwe boek heb. Toevallig schreef ik ’s ochtends een zin op die als titel dienst zou kunnen doen. ‘Gevoelige jongens zijn we’, een beetje ironisch, provocerend, tegelijk wel degelijk verwijzend naar een groepje vrienden die het erg goed met elkaar kunnen vinden, zich onderscheiden, wars van machogedrag al staan ze hun mannetje. Niks soft gedoe.
Mij bevalt de titel, Sebastian proeft hem, ja, dat heeft wel iets, hij moet erover nadenken. Misschien moet hij eraan wennen.
Het zal wel geen titel worden die het gaat redden, denk ik. Zegt mijn gevoel. Waarom eigenlijk niet?
Sebastian noemt de cover van ‘Jordi’ retro. Wat? De kleuren. Early eighties.  Not retro retro, dat ook weer niet. Design, daar zijn ze ook mee bezig.
Ik hou van dit internationale sfeertje, het zijn de momenten waarop ik denk: alles komt goed. Met elkaar redden we het.
Sebastian is geboren in Colombia, heeft verder overal gewoond, lang op Cyprus, in Rusland, in Hamburg. Pa chemicus, het echte expat-leven. Achternaam: Brennikmeijer, hij is lid van de beroemde Nederlandse familie. Zijn tante woont in het centrum van Amsterdam, hij kent de stad goed, spreekt geen woord Nederlands. En hoe jong hij ook is, nu is het te laat, zegt hij. Zijn moeder is Colombiaans, Cebellos. Brennikmeijer Cebellos, dat is Sebastian. En Eduardo uit Guatemala heet Rottmann. Heerlijke wereld. Gek van zijn land. Hij laat me foto’s zien, van steigers aan het water, bergen op de achtergrond. Adembenemend.