Summerschool klaar, zoveel verhalen

Tags

, , , ,

Niet naar Madrid voorlopig, maar al die kinderen en hun begeleiders die ik op de Summerschool in vier steden ben tegengekomen, al die ervaringen -alles wat ik heb gezien en gehoord is me veel waard. Tegenover het gemis staat heel veel -dat is wat ik altijd doe als iets niet kan doorgaan: mij afvragen wat wel kan.
Ik zou me de vraag kunnen stellen wat meer oplevert, en wat meer betekenis heeft , of zinvoller, nuttiger is. Nu kan ik dan makkelijk antwoorden: de Summerschool. Vorig jaar en dit jaar in ieder geval, gezien de omstandigheden in deze coronajaren was het beslist waardevol, en ik heb er ook iets aan bij wat er komen gaat. Het werk, de aanpak, de ervaringen zullen doorwerken. En ik heb het ook kunnen combineren met privéafspraken.
Nu de nadruk een paar weken op het schrijven komt te liggen, kan ik doorgaan met daarmee combineren. Zo slecht is deze tijd niet.
Aan de andere kant, nu verlang ik toch weer iets meer naar reizen en ergens anders zijn dan vorig jaar. Dat ik de afgelopen tijd actief kon zijn in vier steden helpt me erbij om dat sentiment in te dammen. Volgend jaar hoop ik Madrid weer te zien, Antwerpen, Gent, New York misschien, om mijn vriendin die daar woont te bezoeken. Laat ik vooral het zinvolle en waardevolle daarvan niet bagatelliseren.
Het Nederlands van de kinderen in Breda en ik denk ook in Rotterdam was gemiddeld wat minder ontwikkeld dan van de groep in Haarlem. Maar voor het plezier in het werk maakte het niet uit, iedereen kon op zijn of haar niveau uit de voeten. Elke keer de opwarming met een taalgericht spel, en daarna die mengeling van beeldend werk en spelen met woorden, schrijven. In Haarlem leverde dat iets taalvaardiger gedichten op, in Breda vaak heel ontroerende tekstjes, zoals iemand opmerkte. De ontroering van de eenvoud. Vaak wel krachtig, deze kinderen hebben veel in hun mars, let maar op als ze hier wat langer zijn.

Blijheid

Hou van blijheid
hou van een blij oog
hou van lachende oren
hou van een lachend hoofd
hou van mijn blije nek
hou van mijn blije neus
hou van ik ben ik

De zon

De zon is mooi
lieve zonneschijn
ik vind  jou
heel erg fijn
als ik het koud heb
ga ik naar buiten
en dan heb ik
het warme lieve zonnetje
mijn oma is ziek
omdat het heel koud is
maar mijn oma is nu
fijn omdat de zon
schijnt

Fietsen

Fietsen is makkelijk
ik ga heel snel
de fiets vind ik leuk
en de fiets mij ook
hij brengt mij overal naar toe
mijn fiets en ik
lekker snel

Het bos

Hou van dat bos
hou van takken
hou van zand
hou van bomen
hou van allemaal
omdat ze één
bos zijn

Toen ik de kinderen vroeg om een woord in hun eerste taal op een vel te schrijven, een woord dat ze mooi of belangrijk vonden, of dat het eerst opkwam, maakten een Indiase en een Pakistaanse jongen grappen met elkaar over hun taal. ‘Ja, dat is Hindi, he,’ zei de Pakistaanse jongen plagerig tegen de Indiase. ‘Nee, Engels,’ antwoordde die losjes, en uiteindelijk schreven ze allebei iets op in het Engels. Ook een taal in hun beide landen, van de eertijdse kolonisator.
Wat er precies speelde kon ik niet navoelen, maar het ging er goedmoedig aan toe, op de een of andere manier proefde ik een vernederlandsing, in ieder geval een zekere afstand van het verleden. Ik bedacht me dat India en Pakistan nog steeds regelmatig op voet van oorlog staan, voor je het weet kunnen er weer conflicten opspelen. Dat hebben deze jongens toch wel achter zich gelaten.
Dan die heel jonge jongen, hoogstens acht schat ik, die zegt: ‘Ik kom uit Palestina’. Hij kan precies vertellen, hoe het zit, het conflict met Israël, de oorlog, de situatie in de gebieden, de geschiedenis. Doodernstig, snel en helder.
Of de jongen uit Zuid-Afrika, die vrijwel accentloos Nederlands spreekt, zijn eerste taal is het verwante Zuid-Afrikaans, die slim uit de hoek komt en ineens niet meer vooruit te branden is. bijvoorbeeld bij het kiezen van een Nederlands woord dat hij mooi of belangrijk vindt, of dat ineens bij hem opkomt. ‘Ik snap het niet,’ zegt hij, ‘ik weet niet wat ik moet doen.’ In wat andere woorden vertel ik hem wat de bedoeling is. ‘Een woord kiezen,’ roept hij bijna wanhopig, ‘wat dan, er zijn wel tienduizenden woorden, welke moet ik dan kiezen?’ Bij het kiezen van een dier gaat het hetzelfde, als ik vraag welk dier hij zou willen zijn, haalt hij zijn schouders op. Uiteindelijk vraag ik hem naar de natuur, in de natuur moet toch wel wat te vinden zijn dat hem bevalt, iets dat hem blij maakt of waar hij vaak aan denkt.
Dan vindt hij eindelijk een woord, en wordt hij kalm. Het woord ‘zee.’
Hij gaat tekenen en laat het woord dobberen op golvende krullen.
Zo veel kinderen, zo veel verhalen. Anderen kozen zonder veel getob woorden als speciaal, grappig, aap, geheim, vriend, snoep, tas, man, Nederland. Stiekem vaak veelzeggend, en vaak konden ze er soepel op voortborduren.
Zo veel verhalen, zoveel geschiedenissen van zo veel kinderen uit zo veel landen. In Haarlem alleen al, tijdens een voorstelrondje buitelden de landsnamen over ons heen, ik vond het jammer dat ik niet meegeteld had. Bij een hertelling kwamen we rond de vijftien uit. Op dertig kinderen -een grote groep daar, maar gelukkig hielpen ook vrijwilligers bij de individuele begeleiding.
De locaties waar we dit jaar werkten bevielen me wel. In het clubhuis van een voetbalvereniging, in Utrecht midden in het Griftpark, in Rotterdam op een terrein met een manege en een camping als buren.
Ter bevordering van het vakantiegevoel. In -nog steeds- coronatijden. Nogmaals, het had slechter gekund.

Laten wij ons verdiepen in China

Tags

, , , , ,

China wordt steeds belangrijker, niet aan te ontkomen. Laten we ons verdiepen in China.
Ben ik een volger van Confucius? Of een taoïst? Volgens sinoloog Roel Sterckx is de mens volgens de overheersende Confucianistische levensbeschouwing vooral een maatschappelijk wezen. Conformistisch, als een geheel van meerdere, maatschappelijk bepaalde rollen. Als iemand die vader, zoon, werknemer, sporter is, en zich telkens aanpast, gestuurd door de verhouding met anderen, ‘in het meervoud leven.’
Met leerlingen werk ik soms aan ‘ik’-gedichten. Dan stip ik altijd aan dat ze zelf ook zo veel zijn, zo veel rollen hebben, en daar vraag ik dan naar: ‘Wat ben jij allemaal?’ Geen vraag die hen tegenstaat, maar toch ook een vraag waar een benadering achter schuilgaat die voor velen nieuw is. Vaak moeten leerlingen geholpen worden bij het geven van de antwoorden, tenminste, ze moeten op gang gebracht worden, al zou ik toch zeggen dat het geen moeilijke vraag is. Je kunt zo veel noemen. Blijkbaar zit er een manier van kijken achter die ze nooit gebruiken. Het plezierigst wordt het als we onszelf uit elkaar gaan trekken bij het onder woorden brengen: afstandhouder, zoener, druktemaker, angsthaas, profiteur, hulpbrenger, luisteraar, lezer, stiltezoeker.
Die kijkwijze verbind ik niet zozeer met confucianisme, meer met veelzijdigheid, veelvormigheid. Niet zozeer gestuurd door anderen, eerder zich ontwikkelend in wisselwerking met anderen.
Ben ik misschien toch meer een taoïst?
Ik leer: taoïsme en confucianisme vullen elkaar aan, ze leggen andere accenten.
De sinoloog Jan de Meyer kiest voor de non-conformisten, wel genuanceerd. Taoïsten zijn niet zozeer tegen “deugden”, maar tegen deugden als vaste patronen, gedragingen die confucianisten aan iedereen willen opleggen.
Bij de taoïsten draait het om concentratie, scherpte en levenskracht, bij de confucianisten om actie, om wat je doet of nalaat.
Recencent Mark Leenhouts stelt vast: ‘De taoïsten en confucianisten hebben elkaar nodig.’
Vast de beste conclusie.

Het eerste boek dat ik niet begreep

Tags

, , , , , , ,

Nu Arnon Grunberg net een zoon heeft gekregen, zet hij de boeken, een leeslijst, op een rijtje voor iedereen tussen nul en achttien. Ware klassiekers zoals Max en Moritz, Don Quichotte, De Steppenwolf van Herman Hesse, die orde. Hij noemt ook De torens van februari van Tonke Dragt, het eerste boek dat hij las en dat hij niet begreep. Een belangrijke, een wezenlijke ervaring volgens hem. Eentje die frustratie oproept: ‘ik begrijp het niet, dus kan het niets zijn.’ Maar daarna denk je: ‘ik weet blijkbaar iets niet, ik wil net zoveel weten,’ schrijft Grunberg. Het lezen van een boek dat je net niet begrijpt, noemt hij ‘een oefening in lezen.’
Ik mag hopen dat veel mensen deze benadering omarmen.
Zelf heb ik ook een sterke herinnering aan ‘het eerste boek dat ik las en niet begreep.’
Ik was dol op de boeken over Pietje Bell. Een lekker brutale jongen die deugde. De vleug oubolligheid door de sfeer van een lang vervlogen tijd vatte ik onbewust op als geschiedenis, zo ging het er ooit blijkbaar aan toe. Op die geur van het verleden bouwden wij voort, met zo’n jongen waarvan ik hoopte dat hij alle tijden zou overleven.
een voor een verslond ik alle delen, in de meest moderne uitgave, als acht-, negenjarige, schat ik, in chronologische volgorde, stap voor stap werd hij iets ouder, voor mij allemaal prima bij te benen.
Tot ik toe was aan De vlegeljaren van Pietje Bell, als de held richting jongvolwassenheid opstoomt.
Tot dan had ik de verhalen grappig gevonden, en ineens stokte alles: het begrip. de lijn van het verhaal, de opbouw, de humor. Ik raakte het spoor volledig bijster, en inderdaad, zoals Grunberg schrijft, ik voelde me dom.
Hier werd een sprong in de tijd gemaakt, die ik helemaal niet aankon.
Na een jaar of anderhalf probeerde ik het nog eens, met niet veel meer succes, opnieuw moest ik het boek wegleggen. Daarna nam ik een tijdje geen risico meer, uit angst voor de constatering dat ik er nog niet veel op vooruit was gegaan. Pas toen ik zeker genoeg van mezelf was (rond mijn twaalfde, dertiende?) waagde ik het er weer op.
Het plezier dat ik er toen ineens aan beleefde , ervoer ik als een overwinning.
*
Zoveel angst in boeken en verhalen, nu weer 1000 kronkelwegen angst van Olivia Wenzel. In En toen kwam Timothy is het ook een onderwerp, als een element dat in heel specifieke situaties kan opspelen. Niet als iets dat allesoverheersend aanwezig is, maar als deel van het leven. Als iets dat de geladenheid van een moment, een omstandigheid tekent. Het gaat om specifieke angsten, bijvoorbeeld de angst om op te treden, of om naar buiten te komen met iets persoonlijks. Niet om een algemene angst voor het leven die alles kleurt en bepaalt.

Summerschool praktijken 2021

Tags

,

Weer niet naar Madrid, ook niet later denk ik. Ondanks de op gang gekomen vaccinaties, toch nog lang niet iedereen volledig, en dankzij de Indiase deltavariant, besmettelijker dan het oorspronkelijke virus.
Afgelopen vrijdag hoefde ik niet naar Utrecht, vanwege een coronageval in de groep daar. Als het goed is kan ik er morgen, maandag, weer wel aan de slag, iedereen is dan getest en kan komen bij een negatieve uitslag. De tweede afzegging deze maand.
De Summerschool tournee langs Haarlem, Rotterdam, Utrecht en Breda is werk maar geeft toch een beetje vakantiegevoel. Zinnig, nuttig en plezierig. Die verschillende plaatsen geven kleur, in Rotterdam heb ik elke dag buiten gewerkt, al of niet onder een afdak van tentzeil als bescherming tegen de zon die deze dagen regelmatig scheen. We zaten er op een veldje met een barak bij een manege en een camping, niet ver van Blijdorp. Telkens kwam ik lekker rozig van de buitenlucht thuis.
Op een ongedwongen, speelse manier werken we met taal, de kinderen tekenen en schrijven, maken kleine gedichtjes aan de hand van onderwerpen als natuur en dieren, dromen en toekomst, muziek en emoties. Op deze manier valt er door de vakantie geen gat in het leren van hun Nederlands.
De kinderen van nieuwkomers zijn tussen de negen en dertien, wordt gezegd, maar sommigen zijn duidelijk jonger, niet ouder dan zeven of acht zou ik zeggen. Hun peil van het Nederlands verschilt nogal, maar de opdrachten zijn op verschillende niveaus uit te voeren. Het geeft in ieder geval geen onoverkomelijke problemen. Er zitten veel slimme kinderen tussen, is mijn idee.
Elk kind in deze groepen heeft een bijzondere achtergrond. In Rotterdam lazen we een gedicht, druppeltjes verdriet van Hans en Monique Hagen en ik vroeg wat hen verdrietig maakt, of waar ze laatst nog verdrietig om zijn geweest. Een kleine jongen uit Colombia vertelde heel rustig en heel helder: ‘Wat mij verdrietig maakt is dat ik nu hier ben zonder mijn grote zus en zonder mijn kleine zus.’ Hij zei het haast ritmisch, als een gedicht, kalm en ernstig. Direct al poëzie eigenlijk, je hoefde er alleen maar vijf regels van te maken en die onder elkaar te zetten.
Van een andere jongen, met wie ik na een groepswissel een paar dagen later werkte, had ik gehoord dat hij alleen maar hartjes tekende. Ik kreeg het advies hem lekker zijn gang te laten gaan. Hem schatte ik ook niet ouder dan zeven jaar. Ook met zijn groep besprak ik emoties en weer tekende hij een groot hart. De ene helft kleurde hij geel in, de andere helft blauw. Bij het geel zette hij ‘blij’ en bij het blauw ‘verdriet’. Geel noemde hij goed, en blauw slecht. Af en toe glimlachte hij tijdens zijn werk, en mij legde hij de betekenissen kort en duidelijk uit. Nadat hij dit gedaan had zette hij onder de tekening met de woorden nog een woord: DOOD. Ineens, gedecideerd, en verder niets, alles goed.
Op zijn geheel eigen wijze tekende hij verder, nog meer harten en hartjes en schreef hij er woorden bij en de vellen waarop hij dat deed vouwde hij in tweeën. Daarna scheurde hij ze door, zodat hij een stapeltje kleine blaadjes kreeg en zo leverde hij ze in. Zo wilde hij het. Veel volledig ingekleurde vellen met harten, een beetje bol staand van de vloeistof van de stiften.
Fascinerend vond ik hem, als een groot kunstenaar in de dop die zijn thema heeft en weet wat hij wil en maar blijft variëren op dat ene gegeven.
Elk kind een eigen verhaal, en allemaal met teksten, resultaten op hun eigen niveau.

Verantwoordelijkheid

Tags

, ,

Met iemand die kunst maakt praat ik altijd over kunst maken, schrijven, boeken. En over succes hebben, hij praat over zijn familie, over je er al of niet op voorstaan. Vooral de jongste generatie heeft dat niet nodig, oudere succesrijken blijven soms bevestiging zoeken.
Als ik over mijn boeken praat, probeer ik wel eens mijn drijfveren, mijn bedoelingen en intenties te verwoorden. Al doende krijg ik er meer grip op, gesprekken helpen erbij, die prikkelen mijn denkwerk.
Ik wil me nergens op voorstaan, maar wil wel de betekenis van wat ik doe verhelderen. Het is niet vrijblijvend, in mijn eigen ogen heeft het betekenis in de tijd, in de geschiedenis, jegens onderwerpen als seksualiteit, homoseksualiteit, mannelijkheid, vrouwelijkheid, gevoeligheid, het mens zijn zelf. Gerechtigheid, verantwoordelijkheid voor wat we doen en wat we zijn. Onderlinge betrekkingen, eerlijkheid jegens jezelf, onafhankelijkheid, eigen keuzes.
In En toen kwam Timothy speelt bijvoorbeeld dit: juist mensen zelf kunnen stappen zetten, op eigen houtje, los van anderen, ze kunnen stappen zetten en het verschil bepalen, voor anderen, voor de wereld. Wanneer doe je dat echt? Wat kun je bijvoorbeeld individueel doen om de doelen te halen voor de verbetering van het milieu en het klimaat? Het scheiden van afval blijft in zekere zin symbolisch, gezien de verwerking erna. Werkelijk een niet-belastende levensstijl proberen op te bouwen is alweer andere koek. Soberheid (minder kopen, minder wegwerpen, minder hoeven) zegt meer dan kleine daden in een verder voluit consumptief patroon, gebruikelijk in een rijk land.
Nick heeft in En toen kwam Timothy de moed om Jordi te helpen, wat dit ook voor hemzelf voor gevolgen heeft. Hij is in een positie dat hij een ingrijpende ongerechtigheid kan aanpakken. Wat niet wil zeggen dat het vanzelfsprekend is dat hij het doet of dat dit een makkelijke stap is.
Ik moest eraan denken toen ik las over de Republikeinse Partij in de Verenigde Staten. Alleen mensen, de moedigen, de rechtschapenen, degenen die zichzelf ondergeschikt aan een groter geheel weten te maken, kunnen de democratie overeind houden. Als senatoren en congresleden zich verzetten tegen ondemocratische praktijken en manieren van kijken en denken in hun partij, is er reden tot hoop op een goede afloop. Wanneer het opportunisme, het eigen hachje, de korte termijn winnen, lopen we gevaar.
Dat laatste zien we nu wel in die partij gebeuren. Veel Republikeinse politici blijven hun verslagen president Trump steunen in zijn verhaal dat Biden de verkiezingen onrechtmatig gewonnen heeft, ook al haalt elk onderzoek dit idee onderuit. Als er op dat vlak nieuws is, komt dat wel in het journaal, maar niet bepaald alarmistisch. Ten onrechte. Er is ook niet veel waar ik me kwader om kan maken.
Mensen moeten blijven denken en kijken en alert zijn op de verantwoordelijkheden die hen toevallen. Het kan iedereen elk moment overkomen: verantwoordelijkheid, in het klein (voor een persoon, in feite ook groot), of letterlijk in het groot (met het oog op een systeem).
Wat mijn werk betreft gaat het mij er niet om dat iedereen hetzelfde denkt als ik of het altijd volledig met me eens is. En ik kan me voorstellen dat niet elk onderwerp of elke laag iedereen direct in het oog valt. Ik weet: zodra je een boek publiceert, geef je het uit handen. Elke lezer maakt er zijn eigen boek van. Maar natuurlijk denk je er als schrijver of kunstenaar over na wat wel en wat niet of amper opgepikt wordt. Natuurlijk hoop je dat wat er volgens jou echt toe doet, op een of andere wijze besproken wordt, aanleiding geeft tot nieuwe waarnemingen, vergelijkingen, gedachten en ideeën.
Dat er iets mee gebeurt, dat het gaat leven. Zoals bijvoorbeeld de kwestie van de verantwoordelijkheid. Met dat onderwerp zou wat mij betreft meer gedaan kunnen worden.
*
Pas las ik over fanfictie, fans die aan de haal gaan met romanpersonages. In de homogemeenschap bijvoorbeeld, homojongeren die hun eigen beelden en ‘waarheden’ scheppen.
Daar zou ik niet snel moeite mee hebben, zeker niet zolang het om niet erg ingevulde bijpersonages gaat -wat meestal het geval is. De fantasie speelt dan de hoofdrol. Als anderen met hoofdpersonages aan de haal gaan, is het maar de vraag hoe dat voor mij zou uitpakken.
Aan de andere kant, als een personage vragen oproept, als mensen over allerlei aspecten van een fictief iemand met elkaar discussiëren en suggesties uitwisselen, gebeurt er toch iets wat ik graag wil: dan leeft en borrelt er wat.
Zolang die (hoofd)personages niet uit elkaar getrokken worden, verwrongen, vermorzeld misschien zelfs, kan ik me voorstellen dat het me zelfs prikkelt en stimuleert.
Misschien draait het er vooral om welke indruk of welk ‘gevoel’ ik erbij krijg: is er sprake van positieve of negatieve energie. Is de basis dat mensen werkelijk geïnteresseerd zijn door de personages, al dan niet door ongrijpbare of mysterieuze elementen, of wringt er iets?
Overigens heb ik het idee dat fanfictie vooral speelt bij fantasy boeken zoals de Harry Potter reeks. dat soort boeken nodigen er misschien ook meer toe uit, maar dat is ook maar een beeld. Ook over personages die meer in de realiteit geworteld zijn , valt zeker van alles te zeggen.

Nieuwe gedragingen

Tags

, ,

Summerschool en privé afspraken. Discussies bij het eten.
Een vriend denkt dat veel mensen zich wel kunnen vinden in non-binair zijn. Hij verkondigt een utopie van een jaartje man zijn en dan weer eens een jaartje liever een vrouw zijn.
Direct zie ik al die klassen voor me, al die groepen die mij jaarlijks passeren en vraag me af of zich achter al die jongens die overduidelijk zo graag een echte jongen willen zijn en al die meisjes die overduidelijk zo graag een echt meisje willen zijn, mensen verschuilen die stiekem de wens koesteren om op zijn minst af en toe eens van rol te wisselen.
Wie weet maar waar ik in ieder geval van overtuigd ben is dat we allemaal, wie we ook precies zijn, zowel mannelijke als vrouwelijke kanten en van alles dat ertussenin zit in ons hebben. Kanten die onder invloed van alles wat we opgedrongen krijgen of waar we vanzelf in gerommeld worden lang niet allemaal de kansen krijgen die ze verdienen en die goed voor ons zijn. Ons gelukkiger maken.
Dat is dan waar ik in mijn boeken -met name onuitgesproken- aandacht aan besteed. Mannelijkheid en vrouwelijkheid in mannen, vrouwelijkheid en mannelijkheid in vrouwen. Gezien mijn eigen man zijn ben ik vooral bezig met het eerste, in alle eerlijkheid. Niet denkend vanuit een eindeloze rij onderscheidingen. Van vele heb ik pas recentelijk gehoord. Non-binair, nu word je ineens met de term om de oren geslagen. Het verbaast me wel, juist omdat ik altijd wel met aanverwante zaken bezig ben geweest en gebleven. Me onbevangen oriënterend blijven er vragen hangen. Er is bij non-binair zijn sprake van een lichamelijke component, mensen die geboren worden met een mix van geslachtskenmerken, of er speelt een variatie aan zwakker en sterker ontwikkelde organen. In sommige gevallen lijkt het vooral te gaan om een sterke, innerlijke component, een dominante gevoelszaak. Soms krijg ik de indruk dat deze manier van voelen en zijn op het ogenblik het transgender zijn naar de achtergrond drukt, ik weet niet in hoeverre dit werkelijk speelt. Maar alles komt voor en zal voor blijven komen, in veel variaties, ook de mensen die van geslacht willen veranderen. Die zijn nu niet ineens verdwenen. Het heeft alles te maken met wat nu in de media aandacht krijgt en met wie nu op de voorgrond treden.
Af en toe slaat de verwarring bij mij toe, eerlijk gezegd. Ik las pas een interview met iemand die zich bi+ noemt. Nu kan ik niet meer precies zeggen op welke manier deze persoon zich onderscheidt. Op het moment van lezen vond ik het al lastig. Ook heb ik recentelijk een paar artikelen gelezen over non-binaire personen die volgens de nieuwe regels en afspraken ‘zij’ en ‘hen’ in het betreffende stuk worden genoemd. Dat slorpte energie, lelijk van taal in mijn beleving, niet soepel. Het schuurde, opnieuw eerlijk gezegd.
Hoe valt zo’n opmerking, in deze tijd waarin ‘woke’ zijn, alertheid op racisme en allerlei ‘foute’ manieren van mensen benaderen en benoemen, zich vanuit de Verenigde Staten over de wereld verspreidt?
Zou het niet mogelijk zijn een andere, misschien nieuwe manier te vinden om non-binaire mensen aan te spreken? Een manier in het enkelvoud, die wel het meervoudige aanduidt?
Zelf blijf ik me in mijn werk bezig houden met al die strakke rollen, daarin is natuurlijk veel opgelegd en cultureel ingesleten. Daarin zijn mensen delen van zichzelf verloren. Ik wil veel energie blijven steken in het opschudden daarvan.
Ik zal me mijn vooruitstrevendheid niet laten afpakken, evenmin het recht om bij sommige ontwikkelingen vragen te stellen en er kritisch naar te kijken. Het kan nooit de bedoeling zijn om je te laten overspoelen door nieuwe regels en verwachtingen, als in een vloedgolf, uit welke hoek ze ook komen.
Hoe het ook zij, het staat vast dat al die woorden, intersekse, non-binair, bi-plus, noem maar op, waar artikelen en portretten nu mee volstaan, onderwerpen raken die in mijn werk zitten en altijd voor mij zullen blijven spelen.
Verrassend dat die belangrijke thema’s nu een kleur krijgen en benoemingen die ik tot voor kort nog geen moment had voorzien.
Er zit niets anders op dan er mijn eigen weg in te gaan, alles wat ik zie en hoor serieus te nemen en me nergens gek door te laten maken.


Opnieuw een besmettingsgolf

Tags

, , , , , ,

Heel veel coronabesmettingen, vooral onder jongeren, sinds de versoepelingen van eind juni. Te snel ingevoerd, gevoed door optimisme over sterke dalingen, de voortschrijdende vaccinatiegraad en over de effectiviteit van het testen bij grote evenementen.
Te snel, te vroeg, te veel, met als gevolg dat de controle verloren is gegaan en nu moet worden herwonnen met het weer aanscherpen van de maatregelen.
Rustig, stap voor stap de maatregelen afbouwen, was beter geweest. Het jojobeleid, dat de regering nu over zichzelf heeft afgeroepen, werkt er niet aan mee om de steun van de bevolking te houden. Maar achteraf is makkelijk praten, ik heb best begrip voor de dilemma’s, deze toename van besmettingen in deze fase had ik in ieder geval ook niet verwacht. Wie nu de leiding heeft, kan het niet snel goed doen, misrekeningen loeren overal. Hou de rem er maar eens op als alle seinen op groen (lijken te) staan.
Vandaag ben ik weer begonnen met een reeks lessen voor een Summerschoolactiviteit, met kinderen van nieuwkomers, net als vorig jaar juli. In drie weken geef ik workshops in Haarlem, Rotterdam, Utrecht en Breda. In totaal elf, twaalf keer.
Toen ik de vraag kreeg om dit te doen, wist ik nog niet hoe het coronagezicht van deze zomer er zou gaan uitzien. Of reizen erin zou zitten, naar Madrid of waarheen ook, zonder te veel kans op gedoe als quarantaines of een verblijf elders met allerlei beperkingen. Mooie, zinvolle klus, dacht ik, laat ik het nog een keer doen. Een zekerheid in onzekere tijden.
En inderdaad, Nederland kan voor andere landen weer op code rood springen en dat betekent veel onzekerheid, dreigende quarantaines en ander ongemak. In Madrid zelf gaat het ook nog niet goed trouwens, voor je het weet moet je daar overal met mondkapjes op lopen en zijn er allerlei beperkingen in de horeca. Geen zin in.
Ik ben blij dat ik ook in dit tweede coronajaar in juli voor de Summerschool heb gekozen.
Zelf ben ik nu twee keer gevaccineerd, het gaat nu heel snel, zelfs tieners kunnen al afspraken maken. Maar pas twee weken na de tweede vaccinatie ben je helemaal rond. Dat is het addertje, en alles bij elkaar zijn er nog steeds veel mensen niet volledig ingeënt. Was dat half juni, eind juni maar wel het geval geweest.
Degenen die zich niet laten vaccineren kunnen ook nog veel zand in de machine gooien.
Ondanks dat we eind juni weer poëzievoorstellingen hebben kunnen geven, nog in aangepaste vormen met minder mensen in de zaal of met kleine groepen in een grote kantine op een school zelf, kreeg ik op 6 juli toch nog een afgelasting aan mijn broek. Ik hoefde niet naar Goes, vanwege een corona-uitbraak, waarschijnlijk veroorzaakt door een relatief lage vaccinatiegraad in (aangrenzend) bible-belt land of gebied. Ja, kan, Goes, Zeeland, ik ken het.
In december schreef ik dat het jaar in stijl eindigde, nu kan ik dat opnieuw zeggen over dit schooljaar. Deze afgelasting had ik niet -meer- verwacht.
En mensen die zich verheugd hadden op meerdaagse festivals als Lowlands moeten waarschijnlijk ook een teleurstelling verwerken.
*
Toch heb ik een goed eind van dit seizoen beleefd. Zoals met drie poëzievoorstellingen voor brugklassers op het Haarlemcollege zelf, in het eigen, mij zo vertrouwde, volledig professionele theater. Als onderdeel van de kunst- en cultuurleerlijn, die we daar uitrollen. Dat hebben we dan toch voor elkaar gekregen, op 24 juni.
Op 28 juni maakte ik ook nog kleine voorstellingen mee in een grote kantine op het Munduscollege, voor een klein groepje, vanwege een voorleeswedstrijd, die ik mede begeleidde en presenteerde. Helemaal in de sfeer van de coronatijd, waarin acteurs wel optredens in huiskamers gaven. Leerlingen toonden zich oprecht enthousiast en kwamen na afloop zelfs openlijk bedanken. Zulke ervaringen houden mijn geestdrift met gemak sterk.
De laatste dag van juni had een excursie naar het Food Center in de Jan van Galenstraat in Amsterdam, ook met leerlingen van het Munduscollege, het einde van de coronatijd mogen inluiden. Zoals op 9 maart 2020, de vorige excursie met leerlingen van deze school, die keer naar de Amsterdamse tv-zender AT5, het begin van die periode min of meer markeerde (terugkijkend kunnen we dat vaststellen -het doek viel pas echt op zondag 15 maart).
Dat Food Center heb ik altijd een intrigerende plek midden in de stad gevonden. Nog steeds wordt vanaf daar veel voedsel gedistribueerd, voor markten, handelaren en restaurants in de stad. Verse groente, fruit, vis, ook bewerkt voedsel. Grote hallen, een paar gebouwen die onder monumentenzorg vallen, zoals een oud koelgebouw met op de gevel een tekening van Keith Haring, gemaakt in de jaren tachtig. Opgericht in 1934, doorstaat dit uitgestrekte terrein allerlei veranderingen, nu ook weer, er komen zelfs hotels op sommige percelen. Maar voorlopig blijven hier vis, vlees en fruit verhandeld worden, in grote loodsen.
Ik was er nog nooit geweest en dat heb ik dan nu op de valreep van dit wederom opmerkelijke seizoen toch ook nog even meegepikt.
*
Artikelen en nieuwsberichten lezend en radio luisterend komt mijn leven voorbij. De oogst van vandaag -Jasper van Cuyck, wetenschapper en cabaretier, bezingt de nachttrein. Ze komen terug, en daarmee het wakker worden van het geklap en gestoot van los- en aankoppelingen, ergens op een grens. Of zou dat voorgoed verleden tijd zijn, die koppelingen? Die zachte cadans tijdens het inslapen vast niet. Verzonken werelden heropenen zich, het misverstand van hun teloorgang wordt hersteld, mede dankzij de klimaatveranderingen.
Ik lees over Chili, over Santiago en de Atacama woestijn, zie vanuit een busraam weer de spookdorpen in de zandvlakten. In een column komt het casino van Biarritz voor, waar ik ooit, in mijn studietijd, met een Franse jongen, Regis Sentenac, verzeild raakte, vlak voor ons afscheid. Samen waren we langs de Franse westkust vanaf Ile de Ree naar beneden gezakt, liftend en buiten slapend, op beschutte plekken.
Heerlijke herinneringen. Elke week blijven er op deze manier wel een aantal levend.





Democratie en autocraten

Tags

, , , , ,

Misdaadverslaggever Peter R. de Vries is neergeschoten. Iemand met meerdere petten, ook vertrouwensman in processen en vertrouweling van slachtoffers, strijdend waar naar zijn mening het recht nog niet heeft gezegevierd.
Is hiermee een aanval op de rechtsstaat zelf gepleegd?
Regeringen in Europa die zelf hun rechtstaat onder druk zetten en daarop veel kritiek krijgen van Nederland, roepen maar al te graag en gretig dat dit het geval is. Onder het motto: bemoei je niet met ons, kijk eerst naar jezelf.
Het is een beproefde reactie, Poetin heeft er Nederland ook al eens op gewezen, dat het een partij in het parlement heeft zitten die vrouwen discrimineert en homoseksualiteit ook niet bepaald omarmt.
Ja, kleine partij, democratisch gekozen, niet uit op overheersing, we weten het en kunnen het hanteren. begrijp je, meneer Poetin?
Nee, hij begrijpt het niet. Autocraten als Poetin laten Biden, sinds 20 januari president van de VS, weten dat hij niets hoeft te zeggen over de gang van hun zaken, zolang zijn eigen democratie scheuren vertoont.
Ik vraag me af hoe wij volgens mijn nieuwe romanfiguur Marieke, nog net middelbare scholiere, iemand die vindt dat we onze democratie meer moeten koesteren dan we doen, dat we ons bewuster met de stand ervan moeten bezighouden, kunnen en moeten reageren op die autocraten.
Nederlander Rutte tegen Hongaar Orban: ‘Het verschil tussen jou en mij is dat ik het verschrikkelijk vind wat hier is gebeurd. Natuurlijk gaat er wel eens wat mis in een rechtsstaat. Daar moeten we altijd alert op blijven en waar nodig ingrijpen of verbeteringen aanbrengen. Lekken opsporen en dichten. Ieder in zijn eigen land. Fouten niet verhullen of toedekken, maar openlijk aanpakken. Iedereen en zeker leiders hebben die plicht. Ik in mijn land, jij in het jouwe.’ Rutte zou kunnen besluiten met: ‘Het verschil tussen jou en mij is dat ik fouten kan toegeven. Durf te zeggen: bij ons gaat niet alles goed.’
Zou Marieke hem dit kunnen influisteren? Is dit een adequate reactie? Of weten die types als Orban altijd er wel een draai aan te geven? Wat helpt, wat werkt? Waar kunnen ze niet omheen? Trucjes, retorisch of niet, kunnen nooit een ware oplossing bieden. We moeten het zoeken in overtuigingskracht die wortelt in eerlijkheid en oprechtheid.
Wat kan Rutte zeggen over de nieuwe wet in Hongarije die verbiedt dat jonge mensen openlijk worden geïnformeerd over homoseksualiteit en transgender zijn. Dat heet dan net als in Rusland een aantal jaar geleden ‘propaganda.’
Rutte tegen Orban: ‘Als het klopt wat je zegt, dat je voor homo’s op de bres staat, is het ridicuul om afbeeldingen van homoseksualiteit te verbieden, voor wie dan ook, jong of oud. Voor kinderen, zeg je. Welk signaal denk je hiermee af te geven? Dat gespeel met termen als pedofilie en homoseksualiteit komt ook bekend voor -meestal een manier om grote groepen mensen die zich buiten de hoofdstroom in de samenleving begeven, in diskrediet te brengen. In een open wereld kunnen kinderen juist steun vinden in beelden van diverse vormen van liefde en seksualiteit (‘He, ik ben niet de enige’).
Dat ouders de beslissers zijn over wat kinderen te zien krijgen is een gezocht argument. Met een liefdevol beeld van homoseksualiteit is niets mis. Als scholen en media de kinderen op een goede manier begeleiden is dat alleen maar goed. Het versterkt de basis voor een humane samenleving. Wat wil jij, waar ben je bang voor? Wil je een staat op basis van christelijke waarden, met het gezin centraal? Elke samenleving ondergaat altijd veranderingen, niets staat altijd stil. Niet altijd gaat het de goede kant op, maar vaak staan mensen op om te strijden voor gelijkwaardigheid en recht. Niemand hoeft daar bang voor te zijn. Het gaat vaak mis als de tegenreactie uit de hand loopt. Als het verdedigen van het oude uit de hand loopt. Natuurlijk, ook vernieuwing kan ontaarden in starheid en intolerantie. Of doorschieten. Daar moeten we op letten, niemand is heilig, en geen beweging is per definitie gevrijwaard van eigenbelang en machtsstrijd. Maar laten we kritisch kijken naar wat hier aan de hand is.
In een samenleving waarin alles en iedereen op allerlei manieren met elkaar communiceert is ouders laten beslissen over het tonen van homoseksualiteit achterhaald. Dat kan niet anders zijn dan een truc om het oude te verdedigen. Het leidt tot niets, alleen tot een hoop zinloze ellende, voor kortere of langere tijd.’
Dir zou Marieke Rutte kunnen influisteren. Ik vrees alleen dat Orban alle redelijkheid voorbij is. Die heeft zijn eigen universum geschapen.
Toch moeten we blijven praten en argumenteren en blijven denken en proberen de goede woorden te vinden.
Autocraten zelf zijn misschien lastig te veranderen, de wereld om hen heen wel. daar ligt de hoop.
En wat zou Biden tegen Poetin kunnen zeggen? ‘Ik schaam me over de bestorming van het Capitool op 6 januari, je hebt gelijk, het is een schande, en de gebeurtenissen op die dag zullen juridisch moeten worden beoordeeld, kloppend en eerlijk. Niets is verloren als mensen hun verantwoordelijkheid nemen en niet hun eigen hachje voorop stellen.’

Als vanouds. Als vanouds?

Tags

, , , , ,

Een week geleden, maandag 17 mei, liep ik weer eens rond op het Calandlyceum, ik gaf twee blokken van twee lesuren. Op woensdag volgde daar een derde blok en op donderdag, 21 mei, startte ik ook met lessen op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer. Weer lekker in klaslokalen gedichten lezen en schrijven met leerlingen.
Het leven herneemt zich, herneemt het leven zich? Als vanouds, op de fiets en aan de slag op scholen in Amsterdam. Tussendoor gaf ik deze dagen vanuit mijn huis online lessen voor vier zesdeklassen van Atheneum Gentbrugge.
Naar België kan ik voorlopig nog niet. Zo ontstaat deze mix van bezigheden en soorten lessen.
Van alle klassen hier in Nederland komt meestal een helft tegelijk naar school, zoals in de Bijlmer. De ene week komt de ene helft twee dagen en de andere week drie dagen, voor de andere helft geldt het omgekeerde. Dit is zo geregeld met het oog op de verplichting anderhalve meter afstand van elkaar te houden. Die regel staat nog fier overeind. In de Bijlmer maak ik in kleine groepjes het werk af, en dan moet ik er goed op letten, wie wanneer op school is.
Ja, het leven herneemt zich, de komende week ga ik twee dagen naar Hengelo om er lessen te geven. Vroeg op, met zijn tweeën of meer de trein in, aldaar een bus pakken of een ov-fiets huren. Dat lijkt echt op pre-corona tijden.
Dat begint er echt weer op te lijken. Afgelopen maandag, na de lessen op het Calandlyceum, had ik de tweede helft van de middag ook nog eens een docentenbijeenkomst. Met elkaar bereidden we opdrachten voor rond werk van genomineerden van de Grote Poezieprijs, aan het eind aten we samen.
Ja, het leek er weer op, ’s ochtends in de regen op de fiets door het Vondelpark naar het Caland, die maandag, en ’s middags, terwijl ik snel naar die bijeenkomst moest op de Stadhouderskade, stond een fietsband leeg. Tenminste, bijna, en ik dacht: als ik hem oppomp, red ik het misschien, haal ik het centrum.
En zo ging het, ja zeker, het leven herneemt zich in alle facetten. Tijdens het etentje bleek de ook aanwezige Willem van Toorn de vertaler van een voor mij heel belangrijk boek, Je moet dansen op mijn graf van Aidan Chambers. Als ik iemand al een inspiratiebron noem, is het Chambers. Hij schreef de boeken waar ik me thuis bij voelde. En voel. De manier waarop hij mensen doorgrondt en in hun waarde laat. Willem van Toorn maakte opmerkingen waaruit ik begreep dat hij Chambers heel hoog heeft zitten, ook in vergelijking met grote namen. Chambers gaat niet op zijn hurken, hij neemt jongeren serieus, zei Willem. Zijn vrouw Ineke, tegen mij: ‘Dat doe jij ook.’
Later op de avond vertelde Willem over de verschijning van dichter Seamus Heaney op poëziefestivals, altijd vriendelijk en op zijn gemak met zijn vrouw, zonder poeha. Dat deed me opnieuw denken aan Aidan Chambers, ook altijd met zijn vrouw in Nederland, eendrachtig in hun hartverwarmende wellevendheid.
*
Ik ben blij dat ik in Gent op scholen de online lessen kan geven, in vijfde en zesde klassen. Alles gericht op het schrijven van essays aan de hand van twee gedichten. Het debatteren valt in dit tweede coronajaar helemaal weg, dat lukt niet. Maar we doen wat we wel kunnen organiseren, met scholen die het in hun programma kunnen inpassen. Zodra een leraar de online mogelijkheid opperde sprong ik daar dankbaar op in.
Voor alle deelnemende klassen in België gaf ik twee keer een online workshop van een lesuur. Tijdens de eerste las ik zelf gedichten voor, waarna ik er drie vragen over stelde (zoals, welke persoonlijke verbinding ieder kan leggen, en waar het betreffende gedicht in de kern over gaat -ieders antwoord heeft een eigen waarde). Van te voren hadden ze zelf ook al een gedicht kunnen kiezen uit de digitaal aangeleverde bundel, en soms interviewde ik daar al mensen over.
Tussen de eerste en de tweede workshop zat minstens een week, meestal twee weken, en daarin schreven leerlingen een eerste versie van hun essay. Analoog aan de online poëzielessen maakte ik ook voor het schrijven van deze essays een checklist, die ik tijdens de tweede sessie langsliep, en waaraan ik vragen verbond. Zo besteed ik aandacht aan het begin en aan het eind van het essay. Is dat begin pakkend? Zit er een betekenisvol detail in verwerkt, iets persoonlijks dat ertoe doet en terugkeert in de rest van de tekst? Sommigen vroeg ik om hun begin voor te lezen, daar was veel aan op te hangen.
In de tweede helft van juni maken we net als vorig jaar weer een essaybundel, met werk uit Nederlandse en uit Belgische klassen. Allemaal wat kleinschaliger dan anders, niet voor iedereen was dit haalbaar, maar genoeg om dit te kunnen doen en zo houden we de gang er toch in, het loopt door, er valt niet een heel jaar uit.
Alles bij elkaar heb ik veel van dit werk opgestoken en kan ik allerlei materiaal dat ik voor de online lessen ontworpen heb volgend jaar in andere vormen en contexten gebruiken.
*
Die online lessen blijven een verhaal apart. De eerste reeks begin mei voor Atheneum Gentbrugge gaf ik terwijl leerlingen nog allemaal thuis zaten en werkten. Iedereen meldde zich bij mij aan en zo nodig kon ik met ieder communiceren en kon ik ze allemaal in beeld krijgen.
Tijdens de tweede reeks afgelopen week waren alle leerlingen weer aanwezig op school, nadat ook in België de corona-aanpak op de scholen wat versoepeld was. De leerlingen konden mij op een groot scherm zien, en met behulp van een extra camera en microfoon kon ik soms ook wel redelijk communiceren met de groep. Maar dat verliep niet altijd even soepel, ik geloof dat er in de tijdspannes waarin wij met elkaar werkten net wat verbindingsproblemen op de school speelden.
Al met al werkte het toch wel, hoe vervreemdend soms ook. Wierp ik vanaf mijn werktafel, rechts uitkijkend op het binnenterrein bij mij, recht voor me uit elke keer blikken op lokalen die ik goed kende en waar ik graag weer wilde zijn. Daar in die andere stad, over de grens.
De leerlingen zaten er zoals ze er altijd zaten, en ik zag ze met het hoofd iets omhoog ergens heen kijken.
Ze keken niet naar mij, fout, ze keken wel naar mij, naar mij op dat scherm, een keer ving ik zelfs mezelf op door een zwenking met de camera. Een soort Droste-effect maar dan anders, met mezelf live erin.
Toch weer anders dan wanneer je met tweeën of drieën of meer in een meeting bent en je allemaal gelijkwaardig aan elkaar alle gezichten recht vooruit (meestal dan) op een scherm ziet.
Allemaal variaties op online ontmoetingen die stuk voor stuk gewoner zullen worden, de ene vast wat meer dan de andere. We zullen ons minder bewust worden van vervreemdende effecten, misschien lachen mensen zich rot als ze dit weet ik over hoeveel jaren zouden lezen.
Toch wil ik ze nu beschrijven, als weergave van een stap in een ontwikkeling. We zien de voor- en nadelen van elke vorm van communicatie. Hopelijk kan ik volgend jaar weer zelf in de klaslokalen rondlopen die ik nu op een scherm thuis zag. Hoe gemeengoed digitale vormen van communicatie ook worden en hoe zinnig ze soms ok kunnen zijn (in het geval van sommige zakelijke vergaderingen bijvoorbeeld), nu al leren we hoe belangrijk direct fysiek contact is en zal blijven. En nooit te vervangen zal zijn.
Misschien moeten we toch maar iets van de vervreemding die ik in sommige situaties ervaar zien vast te houden. Of zorgen dat we die opnieuw kunnen oproepen. Dat we die op de een of andere manier paraat houden. Om een evenwicht in onze ervaringen te kunnen bewaren.
Het gekste vond ik denk ik het kwartier waarin ik zelf voor een hele klas goed zichtbaar en hoorbaar was, die signalen had ik wel gekregen, maar dat ik omgekeerd geen beeld en geluid binnenkreeg van hun kant, vanwege wat technisch ongemak en uitproberen. Heel begrijpelijk allemaal en geen probleem.
Op dat moment kon ik niet anders dan een soort college geven, zo boeiend mogelijk, met vragen tussendoor die ze schriftelijk voor zichzelf konden beantwoorden.
Daar zit je dan thuis, in je kamer, aan je werktafel met je laptop, zoals je zo vaak zit, en dan moet je bedenken: er kijken en luisteren zo veel mensen mee.
Je zit dan haast in het luchtledige en je moet je een voorstelling blijven maken van de feitelijke situatie.
Intussen ging de les gewoon door en verloren we zo gezegd geen tijd.
Ook goed om de humor van al deze omstandigheden in te zien. Dat helpt ook om ze op waarde te schatten.









Transparantie

Tags

, , , , ,

Als student stootte ik soms op dogmatische manieren van reageren, ook in kringen waar ik me thuis voelde. Of juist daar. Het bracht me tot relativeringen rond sommige keuzes. Zonder dat ik ze afzwoor of aan de kant schoof.
Allerlei politieke kwesties die nu volop spelen, bijvoorbeeld over houdingen en gedrag van hoofdrolspelers, probeer ik los van mijn eigen ideeën en bezien. Dat is ook het punt, wat nu hoog wordt opgespeeld heeft wat mij betreft weinig te maken met mijn doen en denken op grond waarvan ik op een politieke partij stem (standpunten omtrent klimaat, economie, het rechtssysteem, kunst en cultuur, sociaal-culturele oriëntaties, immigratie, Europese samenwerking en inbedding in een groter geheel, noem maar op.
Het raakt ergens wel het democratische stelsel, en het is duidelijk dat op dat vlak veranderingen wenselijk en zelfs noodzakelijk zijn. Wat nu speelt, de verhouding tussen regering en parlement, heeft alles te maken met het systeem van een coalitiestelsel, versterkt door de versplintering van het politieke landschap. Regeringscoalities moeten vaker werken met meer partijen en kleinere, vaak krappe meerderheden.
Vooralsnog zie ik het probleem meer als een systeemaangelegenheid dan van optredende personen. In ieder geval niet in die zin dat deze of gene nu onmiddellijk weggewerkt dient te worden.
Wat de een verweten wordt, blijkt de ander bij nader inzien ook verweten te kunnen worden. Vrijwel niemand op een hogere positie is volledig gevrijwaard van problemen met het geheugen.
Ook hebben ze allemaal wel eens de neiging om de een of andere kwestie in een kleinere kring te bespreken.
Het woord transparantie valt veel, en terecht, maar de discussie erover is nog lang niet afgerond. Wat mij betreft een open kwestie waarop (nog) niemand kan worden afgerekend.
Politieke partijen die niet meehuilen met de wolven in het bos (wolven zoals die anti-Europa en anti-immigratie clubs) maar oog hebben voor een ontstane openheid in de politieke cultuur, kunnen daar hun voordeel mee doen. Er is reden om ervan uit te gaan dat een eventuele komende minister-president, wie weet dezelfde als de voorgaande, in een positie is terechtgekomen dat hij de ondogmatische kant van zichzelf meer dan ooit zal moeten aanspreken. En dat die kant in zich heeft, is in het verleden duidelijk genoeg gebleken.
Mijn afkeer van dogmatisme kan hier spelen, maar misschien nog maar van populisme. Neem die hoge toon van PVV-er Wilders. Hoeveel ruimte biedt hij trouwens de Kamerleden van zijn eigen partij?
*
Mensen reageren heel verschillend op de gevolgen van de coronacrisis. Op de lockdowns, op avondklokken. Op ‘gedwongen’ nietsdoen.
Wat is ‘nietsdoen’ trouwens?
Misschien begint de oplossing van problemen met de situatie al met het onderzoeken van het woord.
Psychologen en sociologen onderscheiden types van mensen, om de diverse reacties in beeld te brengen.
de psycgoloog ziet introverten en extraverten, de socioloog de segmenteerders en integreerders.
De integreerders laten de verschillende aspecten van hun leven wat meer in elkaar overlopen, zoals werk en privé, hobby enzovoorts. de segmeteerders houden die wat meer gescheiden van elkaar. Die kunnen het nu wat moeilijker hebben, met het vele thuiswerken bijvoorbeeld.
In beschouwingen speelt ‘tijdsdruk’ een grote rol. Sommigen hebben ontdekt dat je heus niet elke avond de deur uit hoeft. Maar in je eentje kun je niet het ritme van een samenleving veranderen.
We hebben wel ontdekt dat we meer mogelijkheden hebben, meer keuzes in onze manier van leven. Zal ‘druk’ als statussymbool strak overeind blijven staan? Blijven werk en vrijetijdsbesteding de pijlers van onze identiteit? Zoals vroeger religie, en de groep waartoe je behoorde?
Krijgen introverten het eenvoudiger? Komt er iets meer evenwicht tussen introverten en exraverten bij het haar hun hand zetten van de wereld? Het mooiste is een evenwicht, een situatie waarin beide ‘soorten’ mensen kunnen floreren en hun eigen manier van doen kunnen optimaliseren.
Een situatie waarin de status van de een of de ander niet noodzakelijkerwijze groter of kleiner is.
ik vraag me trouwens af of ik zelf het een meer ben dan het ander. Mensen worden altijd op allerlei manieren ingedeeld maar mezelf kan ik me daar heel vaak niet in plaatsen. Ook niet als het gaat om introvert en extravert.
Ik ben niet extreem het een of het ander, ik heb introverte en extraverte kantjes. En heb ook iets van een integreerder en van een segmenteerder. Soms neig naar het ene, dan weer naar het andere.
Zo ook, in beide typeringen, als het gaat om deze crisis.