Tags
Niet naar Madrid voorlopig, maar al die kinderen en hun begeleiders die ik op de Summerschool in vier steden ben tegengekomen, al die ervaringen -alles wat ik heb gezien en gehoord is me veel waard. Tegenover het gemis staat heel veel -dat is wat ik altijd doe als iets niet kan doorgaan: mij afvragen wat wel kan.
Ik zou me de vraag kunnen stellen wat meer oplevert, en wat meer betekenis heeft , of zinvoller, nuttiger is. Nu kan ik dan makkelijk antwoorden: de Summerschool. Vorig jaar en dit jaar in ieder geval, gezien de omstandigheden in deze coronajaren was het beslist waardevol, en ik heb er ook iets aan bij wat er komen gaat. Het werk, de aanpak, de ervaringen zullen doorwerken. En ik heb het ook kunnen combineren met privéafspraken.
Nu de nadruk een paar weken op het schrijven komt te liggen, kan ik doorgaan met daarmee combineren. Zo slecht is deze tijd niet.
Aan de andere kant, nu verlang ik toch weer iets meer naar reizen en ergens anders zijn dan vorig jaar. Dat ik de afgelopen tijd actief kon zijn in vier steden helpt me erbij om dat sentiment in te dammen. Volgend jaar hoop ik Madrid weer te zien, Antwerpen, Gent, New York misschien, om mijn vriendin die daar woont te bezoeken. Laat ik vooral het zinvolle en waardevolle daarvan niet bagatelliseren.
Het Nederlands van de kinderen in Breda en ik denk ook in Rotterdam was gemiddeld wat minder ontwikkeld dan van de groep in Haarlem. Maar voor het plezier in het werk maakte het niet uit, iedereen kon op zijn of haar niveau uit de voeten. Elke keer de opwarming met een taalgericht spel, en daarna die mengeling van beeldend werk en spelen met woorden, schrijven. In Haarlem leverde dat iets taalvaardiger gedichten op, in Breda vaak heel ontroerende tekstjes, zoals iemand opmerkte. De ontroering van de eenvoud. Vaak wel krachtig, deze kinderen hebben veel in hun mars, let maar op als ze hier wat langer zijn.
Blijheid
Hou van blijheid
hou van een blij oog
hou van lachende oren
hou van een lachend hoofd
hou van mijn blije nek
hou van mijn blije neus
hou van ik ben ik
De zon
De zon is mooi
lieve zonneschijn
ik vind jou
heel erg fijn
als ik het koud heb
ga ik naar buiten
en dan heb ik
het warme lieve zonnetje
mijn oma is ziek
omdat het heel koud is
maar mijn oma is nu
fijn omdat de zon
schijnt
Fietsen
Fietsen is makkelijk
ik ga heel snel
de fiets vind ik leuk
en de fiets mij ook
hij brengt mij overal naar toe
mijn fiets en ik
lekker snel
Het bos
Hou van dat bos
hou van takken
hou van zand
hou van bomen
hou van allemaal
omdat ze één
bos zijn
Toen ik de kinderen vroeg om een woord in hun eerste taal op een vel te schrijven, een woord dat ze mooi of belangrijk vonden, of dat het eerst opkwam, maakten een Indiase en een Pakistaanse jongen grappen met elkaar over hun taal. ‘Ja, dat is Hindi, he,’ zei de Pakistaanse jongen plagerig tegen de Indiase. ‘Nee, Engels,’ antwoordde die losjes, en uiteindelijk schreven ze allebei iets op in het Engels. Ook een taal in hun beide landen, van de eertijdse kolonisator.
Wat er precies speelde kon ik niet navoelen, maar het ging er goedmoedig aan toe, op de een of andere manier proefde ik een vernederlandsing, in ieder geval een zekere afstand van het verleden. Ik bedacht me dat India en Pakistan nog steeds regelmatig op voet van oorlog staan, voor je het weet kunnen er weer conflicten opspelen. Dat hebben deze jongens toch wel achter zich gelaten.
Dan die heel jonge jongen, hoogstens acht schat ik, die zegt: ‘Ik kom uit Palestina’. Hij kan precies vertellen, hoe het zit, het conflict met Israël, de oorlog, de situatie in de gebieden, de geschiedenis. Doodernstig, snel en helder.
Of de jongen uit Zuid-Afrika, die vrijwel accentloos Nederlands spreekt, zijn eerste taal is het verwante Zuid-Afrikaans, die slim uit de hoek komt en ineens niet meer vooruit te branden is. bijvoorbeeld bij het kiezen van een Nederlands woord dat hij mooi of belangrijk vindt, of dat ineens bij hem opkomt. ‘Ik snap het niet,’ zegt hij, ‘ik weet niet wat ik moet doen.’ In wat andere woorden vertel ik hem wat de bedoeling is. ‘Een woord kiezen,’ roept hij bijna wanhopig, ‘wat dan, er zijn wel tienduizenden woorden, welke moet ik dan kiezen?’ Bij het kiezen van een dier gaat het hetzelfde, als ik vraag welk dier hij zou willen zijn, haalt hij zijn schouders op. Uiteindelijk vraag ik hem naar de natuur, in de natuur moet toch wel wat te vinden zijn dat hem bevalt, iets dat hem blij maakt of waar hij vaak aan denkt.
Dan vindt hij eindelijk een woord, en wordt hij kalm. Het woord ‘zee.’
Hij gaat tekenen en laat het woord dobberen op golvende krullen.
Zo veel kinderen, zo veel verhalen. Anderen kozen zonder veel getob woorden als speciaal, grappig, aap, geheim, vriend, snoep, tas, man, Nederland. Stiekem vaak veelzeggend, en vaak konden ze er soepel op voortborduren.
Zo veel verhalen, zoveel geschiedenissen van zo veel kinderen uit zo veel landen. In Haarlem alleen al, tijdens een voorstelrondje buitelden de landsnamen over ons heen, ik vond het jammer dat ik niet meegeteld had. Bij een hertelling kwamen we rond de vijftien uit. Op dertig kinderen -een grote groep daar, maar gelukkig hielpen ook vrijwilligers bij de individuele begeleiding.
De locaties waar we dit jaar werkten bevielen me wel. In het clubhuis van een voetbalvereniging, in Utrecht midden in het Griftpark, in Rotterdam op een terrein met een manege en een camping als buren.
Ter bevordering van het vakantiegevoel. In -nog steeds- coronatijden. Nogmaals, het had slechter gekund.