Tags

, ,

De afgelopen week ben ik voor de laatste keer in dit seizoen in Gent geweest, op het Atheneum Gentbrugge, voor twee activiteiten die ik er kon combineren.
Voor het eerst dit voorjaar heb ik er een heuse lente-avond meegemaakt, de jas kon uit -moest zelfs uit, om het aangenaam te houden. Ik hou van Gent en zwoele lente-avonden passen de stad als een vlot, licht jasje, het leek allemaal heel natuurlijk maar dat is het niet en dat weet ik ook wel. Vaak ben ik in Gent in regen gearriveerd en zag ik doornatte studenten voor de frietkotten staan, ook lief en ontroerend. Sommige liefdes kunnen nooit kapot, hoezeer ze ook op de proef worden gesteld.
Vorig jaar beleefde ik Gent misschien wel op zijn mooist: bevroren grachten in de vrieskou lieten de middeleeuwse allure oplichten.

de middeleeuwen in Gent,  8 februari 2012

de middeleeuwen in Gent, 8 februari 2012

In Gent heb ik mooie herinneringen liggen die met mijn boeken te maken hebben, en die neemt niemand me ooit meer af. De avond na het korte lente-offensief was het ook hier gewoon weer koud en het maakt niet uit. Ik hoop wel dat het heerlijke Indiase buffet waar ik geen genoeg van kan krijgen eeuwig blijft. Oók Gent.
Op het Atheneum Gentbrugge zag ik alle vijfde en alle zesde klassers. Vertellen en praten over Het jaar van de veranderingen, het eerste deel van mijn tweeluik, in de vijfde klassen, gedichten behandelen en debatteren in de zesde klassen. De eerste keren in maart, nu de afsluiting.
Alle deelnemers in de vijfde klassen hebben een exemplaar van het boek. Dat werkt prettig, dan kun je de diepte in.
Confronterend is het ook. In maart ontmoette ik elke klas tijdens een introductie-uur, nog voordat ze het boek hadden gelezen. Ik vertelde over mijn schrijversschap, het schrijf- en maakproces, over de mensen met wie ik heb te maken, zoals uitgever en redacteur, mijn thema’s en we bespraken de omslag, de titel, flaptekst, de indeling, alles wat direct zichbaar is. Ongeveer een maand later zag ik elke klas opnieuw, nu nadat ze het boek hadden gelezen en een opdrachtvel met vragen hadden beantwoord. Beide lesuren zijn ontleend aan het lessenpakket dat ik eerder heb samengesteld, in samenwerking met de uitgeverij.
In de grootste van de drie klassen zat een meisje dat bij de eerste les een opvallend kritische houding aannam die ik niet helemaal kon plaatsen. Niemand had het boek nog gelezen, maar zij keek het hele uur afkeurend en maakte bijbehorende opmerkingen zoals over de flaptekst: weinig wervend en niet erg nieuwsgierigmakend, vond ze. Een paar anderen sloten zich bij haar aan: ze misten een afsluitende vraag, zeiden ze (een ‘hoe loopt dit af?-vraag, maar dan toegespitst op het verhaal, zullen ze bedoeld hebben). 
Vóór de tweede bijeenkomst de afgelopen week was ik benieuwd naar de stemming van het kritische meisje. Zou ze na lezing van het boek misschien bijgedraaid zijn? Ik moet bekennen dat dit mijn dag beslist goed had gemaakt. Sceptici overtuigen, dat geeft extra voldoening. 
Helaas, het mocht niet zo zijn. Het meisje keek met dezelfde afwijzende blik, en nam het voortouw in het ventileren van negatieve opmerkingen over het boek. Ze voerde overigens niet als eerste het woord, dat was een meisje die volgens mij veel uit ‘Het jaar van de veranderingen’  had gehaald dat met haar eigen leven te maken had en die aan het denken was gezet. Zo waren er nog een paar maar zij werden in de loop van het uur overvleugeld door het meisje en een paar companen. Degenen met een andere opvatting werden wat stil, jammer genoeg.
Na vijftig bladzijden wist ze het wel, zei het misprijzende meisje, en de vriendschap van hoofdpersoon Astrid met een homseksuele jongen vond ze een cliché, en dat Astrids stiefvader haar uiteindelijk helemaal niet verkracht, ondanks de sfeer van dreiging, was een anti-climax. 
Ik was zo verbaasd over deze visies, en misschien nog wel het meest over de stelligheid waarmee ze geponeerd werden, dat ik alleen maar kon en wilde luisteren, kijken hoe dit afliep. Aan een verdediging had ik helemaal geen behoefte, wanneer zou ik er trouwens mee hebben moeten beginnen? Nadat alles gezegd was misschien, maar tot aan het einde van de les kon ik reacties loskrijgen.
Achteraf bezien zou het toch het mooiste en beste zijn geweest als ik mijn eigen kijk op een aantal genoemde punten zou hebben gegeven zonder een al te verdedigende toon. In een onderzoekende stijl wellicht, zo van: Stel dat…Nu zou ik die vermoedelijk wel op tijd kunnen vinden maar in het betreffende uur kwam ik daar niet aan toe. Op zijn minst had ik wel vaker kunnen vragen: Wie heeft een andere mening, maar degenen die het negatief gestemde meisje niet bijvielen werden steeds stiller en zelf kwam ik telkens op andere aspecten van het verhaal waarop ik reactie wilde. Misschien telkens in de verwachting: nu zal het beeld omdraaien, maar nee. 
Dit gebeurde op donderdag, en op vrijdag kreeg ik de twee andere, kleinere vijfde klassen. Tussendoor dacht ik echt: wat staat me te wachten? Aan de andere kant wist ik: het kritische meisje was ook de eerste keer al erg afwijzend geweest. Het is een persoonlijk oordeel, net als bij recensenten, iemands plek in een groep speelt mee, de een heeft meer invloed dan de ander. En hoe zeer iedereen recht heeft op een eigen reactie, ik weet maar al te goed wat de personages in dit boek beweegt, hoe gevoelens zich ontwikkelen en welke gedragingen voor anderen lastig zijn te verteren zijn, ook als ze goed beschouwd overlopen van menselijkheid.
Wat me nog steeds verbaast is dat de onvoorstelbare hufterigheid van stiefvader Theo door een groepje niet krachtig werd afgekeurd en dat de problemen die Astrid ermee heeft al snel als verwend of egocentrisch werden afgedaan.
Dan nog: een moeder krijgt iets met iemand die haar dochter totaal niet ligt. En het is toch serieus te nemen dat iemand zich niet meer veilig voelt in haar eigen huis. Zelfs als je het zelf op het eerste gezicht wat overdreven vindt.
Misschien is het veelbetekenend dat veel leerlingen het moeilijk vinden om ervoor uit te komen dat wat Astrid meemaakt hen rechtstreeks of persooonlijk raakt, laat staan dat ze iets vergelijkbaars meemaken.
Dat heb ik eerder gemerkt, en dat bleek ook weer de volgende dag, op vrijdag, met de twee andere klassen. Schoorvoetend kwamen er een paar wel met persoonlijke ervaringen waaraan ze hadden moeten denken bij het lezen van het boek. Uiteindelijk vertelde een jongen dat zijn moeder een vriend had die hij absoluut niet mocht. Zulke ontboezemingen maken veel uit: vanzelf kwamen we op thema’s als: wie is wanneer egoïstisch, moeten ouders rekening houden met hun kinderen, als ze nieuwe relaties aangaan, wanneer wordt gedrag onverdraaglijk, hoe sterk kan persoonlijk onbehagen zijn dat je zelf niet eens snapt. Nu konden we de diepte in en het boek gebruiken als een katalysator van gedachten en ideeën, voortkomend uit de kronkelige wegen van mensenlevens.  
Het positieve idee dat het boek zinnige en boeiende vragen oproept over gedragingen van mensen en reacties erop, over de lastige situaties waar we ongevraagd in terecht kunnen komen, overheerste sterk in de beide klassen op vrijdag. Voor Astrid leefde veel begrip, en mensen bleken over haar dilemma’s en haar omstandigheden te hebben nagedacht. 
Hier werd ik blij van, er gebeurde iets, ik kon mezelf ook goed geven, zonder terughoudendheid.
Alles bij elkaar had ik geen van de bijeenkomsten met deze vijfde klassen willen missen, ook niet met de grote groep. Hopelijk hebben zij er indrukken aan overgehouden die ertoe doen, het sceptische meisje incluis. In ieder geval heb ik zelf veel opgestoken, juist door de diversiteit van de reacties, en het verschillende verloop in de klassen.